Nunspeet

Over het dorp Nunspeet is tot nu toe op archeologisch gebied weinig interessants te melden. De afgelopen tien jaar zijn bij nieuwbouw in de Dorpsstraat slechts enkele scherven uit de 18e eeuw geborgen.

De gemeente Nunspeet echter, waartoe ook Hulshorst, Elspeet en Vierhouten behoren, bezit veel waardevolle archeologische gebieden.

Hulshorst met zijn Hulshorster zand, waar diverse vuurstenen werktuigen gevonden zijn van rondtrekkende jagers/verzamelaars uit de midden-en late Steentijd, die hier zo’n 7000 tot 4000 jaar geleden leefden.

In Elspeet is enige jaren geleden een een opgraving uitgevoerd, voorafgaand aan de bouw van huizen bij het Spoekenboompje, waarbij resten van een boerderij, bijgebouwen en voorraadkuilen uit de late Bronstijd, ongeveer 3000 jaar geleden, gevonden werden.

In de Vierhouter bossen liggen zichtbare archeologische resten: grafheuvels. Deze heuvels spreken nog steeds tot de verbeelding en de archeologen weten er het fijne ook nog niet van.  Eeuwenlang werden ze met rust gelaten, misschien wel omdat deze prehistorische begraafplaatsen, met spookverhalen en legendes omgeven, angst of ontzag inboezemden. Aan het einde van de 19e eeuw won de nieuwsgierigheid het echter van de angst en werd het in de hogere kringen mode om ze met prikstokken te onderzoeken op de aanwezigheid van schatten. Tientallen heuvels zijn zo verstoord met meestal alleen enkele urnen als buit,die vanwege de hoge ouderdom al snel uiteenvielen. Soms waren ze met crematieresten gevuld., soms ook lagen de botresten los in de heuvel. De musea Flehite in Amersfoort en Nairac (vernoemd naar burgemeester Nairac, een fervent urnendelver) in Barneveld zijn overigens opgericht om de urnen (scherven) tentoon te kunnen stellen.

In de jaren daarna, rond 1922-1930, zijn er gedegen onderzoeken gedaan door professionele archeologen, waardoor meer duidelijkheid werd verkregen over de inhoud en opbouw van de heuvels. Sommige blijken leeg te zijn, andere bevatten enkele dierenbotten en weer andere blijken opgeworpen te zijn over een begraving. Ook zijn er vaak latere bijzettingen in gedaan, bestaande uit urnen met crematieresten. Vanaf de midden Bronstijd- toen men de doden begroef- tot aan late IJzertijd- waarin intussen het cremeren gangbaar werd- zijn ze gebruikt, grofweg van  4000 tot 1300 jaar geleden. Zich ervan bewust dat ze met elk onderzoek een heuvel vernielden, werd er vanafgezien om ze allemaal aan te pakken. Pas drie jaar geleden werd bij Apeldoorn opnieuw een grafheuvelonderzoek gedaan door de universiteit van Leiden, nu niet alleen door ze systhematisch af te graven, maar dit te combineren met de modernste technieken als grondradar en chemische hulpmiddelen, om de inhoud, opbouw en ouderdom te bepalen. De gegevens daarvan zijn nog niet allemaal bekend, maar ook nu is men terughoudend met onderzoek, omdat wellicht over enige jaren er nog betere technieken voorhanden zullen zijn en de heuvels niet meer vergraven hoeven worden om aan gegevens te komen.